Posttrombotisch syndroom
1 op 2 personen ontwikkelt na een diepe veneuze trombose (DVT) of klonter in het been, een posttrombotisch syndroom. Het is een combinatie van een zwaar vermoeid been met blijvende zwelling en huidveranderingen.
Een posttrombotisch syndroom ontwikkelt zich traag en progressief tussen de 6 maanden en 2 jaar na de diepe veneuze trombose. Omdat het zo traag verloopt, wordt de diagnose vaak miskend en al te vaak wordt er gezegd dat er geen behandeling meer mogelijk is.
Meest voorkomende klachten
Aanhoudend zwaartegevoel in het been
Vermoeid been op het einde van de dag
Blijvende zwelling van het been
Pijn bij inspanningen zoals wandelen, fietsen of traplopen
Snel vermoeid of kortademig bij inspanningen
Verminderde beharing op het been
Ontwikkelen van spataders of open wonden
Noodzaak aan dagelijks dragen van een steunkous
Traditionele behandeling
De problematiek van een diepe veneuze trombose en de gevolgen ervan onder vorm van een posttrombotisch syndroom, worden vaak miskend of geminimaliseerd. De meest toegepaste behandeling bestaat uit het aanleggen van elastische windels of dragen van steunkousen, vaak zonder resultaat. Na een klonter in het been ontstaat er vaak verlittekening en verstopping van het bloedvat welke de oorzaak van de klachten is.
Effectieve behandeling
Behandeling van een posttrombotisch syndroom bestaat er in deze verstopping van het bloedvat weer open te maken waardoor het bloed beter kan wegstromen en de klachten verminderen.
De verstopte bloedvaten kunnen behandeld worden d.m.v. een katheter en het plaatsen van een stent t.h.v. het zieke bloedvat, die ervoor zorgt dat de ader opengehouden wordt. Deze ingreep is minimaal ingrijpend waarbij het bloedvat doorheen de huid aangeprikt wordt en de behandeling langsheen de binnenzijde van het bloedvat gebeurt.